
OPINIE: Vrije meningsuiting is geen aanval op de rechtsstaat
| waterkant | Door: Redactie
Waarom kritiek op de procureur-generaal niet mag worden weggezet als politieke inmengingIn de recente discussie over de positie van procureur-generaal Garcia Paragsingh heeft jurist Hugo Fernandes Mendes gewaarschuwd dat het politiek geroep om haar aftreden een aantasting zou zijn van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Volgens hem is de rechterlijke kolom geen speelbal van politieke of publieke druk, en hoort het eisen van het vertrek van de PG niet thuis in een democratie.
Hoewel ik zijn zorg voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht deel, ben ik het fundamenteel oneens met de conclusie die hij daaraan verbindt.
Juist in een democratische rechtsstaat is het openlijk bevragen en bekritiseren van het functioneren van publieke functionarissen, inclusief leden van de rechterlijke macht, niet alleen toegestaan maar noodzakelijk. Het uiten van onvrede, het indienen van petities of zelfs het roepen om aftreden valt onder het grondrecht van vrijheid van gedachte en meningsuiting — één van de hoekstenen van onze democratie en van de fundamentele mensenrechten.
Vrijheid van meningsuiting als democratisch fundamentArtikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) bepaalt dat eenieder het recht heeft om zich
De Inter-Amerikaanse Mensenrechtencommissie (IACHR) heeft meermaals benadrukt dat vrije meningsuiting niet enkel geldt voor ideeën die goed ontvangen worden door de overheid, maar ook voor die welke haar ‘shockeren, verontrusten of beledigen’. In haar Advisory Opinion OC-5/85 stelde de Commissie dat juist deze onaangename of kritische meningen de kern vormen van pluralisme, verdraagzaamheid en open debat — waarden zonder welke democratie niet kan bestaan.
Er is een belangrijk onderscheid tussen politieke inmenging en publieke kritiek. Inmenging betekent directe beïnvloeding van rechterlijke beslissingen of lopendestrafzaken, bijvoorbeeld via instructies, dreiging of beloning. Kritiek daarentegen — zelfs scherpe kritiek — is de vreedzame uiting van een mening over het functioneren van openbare instellingen en gezagsdragers.
Wanneer burgers, maatschappelijke organisaties of politieke partijen zich uitspreken over het optreden van het Openbaar Ministerie, dan is dat geen ondermijning van de rechtsstaat, maar een uitoefening van democratisch toezicht. Dat geldt des te meer wanneer de kritiek betrekking heeft op de effectiviteit, transparantie of selectiviteit van het vervolgingsbeleid. Juist in een samenleving waar vertrouwen in instituties broos is, moet ruimte bestaan voor debat, ook als dat ongemakkelijk is voor degenen die macht uitoefenen.
De procureur-generaal is, ondanks haar formele plaats in de rechterlijke kolom, een publieke functionaris met grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. Haar beslissingen beïnvloeden direct de manier waarop recht wordt gehandhaafd en rechtvaardigheid wordt ervaren. Dat maakt haar niet immuun voor publieke beoordeling. De rechterlijke macht — hoe onafhankelijk ook — is niet verheven boven verantwoording, zeker niet in een democratie waarin macht slechts legitiem is zolang zij transparant en controleerbaar blijft.
Het idee dat kritiek op de PG ‘onwaardig’ of ‘gevaarlijk’ zou zijn, is daarom onjuist en potentieel gevaarlijk. Het zou betekenen dat een hele tak van staatsmacht zich aan maatschappelijke toetsing kan onttrekken. Dat druist in tegen de geest van democratie en tegen de kern van artikel 25 van het IVBPR, dat juist deelname aan publieke aangelegenheden en toezicht door burgers waarborgt.
Het is belangrijk om te onderstrepen dat het hier gaat om vreedzame en wettelijke uitingen van kritiek — via opinies, demonstraties, petities of parlementaire debatten. Dergelijke vormen van meningsuiting zijn de zuurstof van de democratie. Ze zorgen ervoor dat spanningen binnen de samenleving politiek en vreedzaam worden geuit, in plaats van via escalatie of wantrouwen. Wie deze ruimte beperkt, legt in feite een lont aan onder het maatschappelijk vertrouwen.
Het is dus niet de kritiek zelf die de rechtsstaat bedreigt, maar het onderdrukken van kritiek in naam van de rechtsstaat. De paradox is dat wie het publieke debat de mond snoert om instituties te beschermen, uiteindelijk juist bijdraagt aan hun vervreemding van het volk.
Een volwassen democratie onderscheidt zich niet doordat haar instellingen vrij zijn van kritiek, maar doordat ze kritiek kunnen verdragen en verwerken. De rechterlijke macht en het Openbaar Ministerie hebben er zelfs belang bij dat burgers hun vertrouwen blijven uiten — ook als dat via protest of scherpe bewoordingen gebeurt. Wie kritiek begrijpt als vijandigheid, miskent haar waarde als bron van zelfcorrectie en institutionele vernieuwing.
Het pleidooi van Fernandes Mendes voor bescherming van de rechterlijke onafhankelijkheid is terecht. Maar zijn oproep om het publieke debat te beperken gaat te ver. Onafhankelijkheid mag nooit verward worden met onaantastbaarheid. En het zwijgen van het volk is geen teken van respect, maar van verlies van vertrouwen.
Tot slotDe vrijheid om kritiek te uiten, ook op de procureur-generaal, is geen bedreiging van de democratie — het is de democratie. Zolang die kritiek vreedzaam en oprecht is, draagt zij bij aan de versterking van onze instellingen, niet aan hun ondermijning. Niemand, ook niet de rechterlijke macht, staat boven het publieke debat. De ware kracht van een rechtsstaat schuilt niet in het stilhouden van stemmen, maar in het durven luisteren naar wat zij zeggen.
Drs. Raoûl U. Hellings B. Pol.
Geraadpleegde bronnen
| waterkant | Door: Redactie




































