
De Geschiedenis van Plantage Dordrecht (1735 – heden)
| snc.com | Door: Redactie
De start van de plantage (1735–1745)
In 1735 kreeg Willem Gerard van Meel, een belangrijk bestuurder in Suriname, een stuk grond aan de Surinamerivier. Dit lag in het district Commewijne, tussen de plantages Jagtlust en Lust en Rust. Hij begon daar een koffieplantage. Rond 1745 werd het land verdeeld, en een deel kwam in handen van Pieter van der Werff. Hij kwam uit de stad Dordrecht in Nederland – en zo kreeg de plantage haar naam: Dordrecht.
Familie van der Werff (1745–1774)
Pieter van der Werff liet de plantage na aan zijn zoon, Pieter junior, die meerdere plantages bezat en lid was van
Grote veranderingen en bloeitijd (1774–1863)
Dorothea en Petrus verkochten de plantage na twee jaar aan Adrianus Pieter van Akeren. Hij leefde erg luxe, maar maakte veel schulden. In 1772 verloor hij daarom de plantage.
Daarna volgden veel eigenaren elkaar op. In 1828 werd besloten te stoppen met koffie. De bodem was namelijk uitgeput. Dordrecht ging over op suikerriet. Er werd een kanaal gegraven en een suikerfabriek gebouwd. Rond 1854 hadden meerdere

Op 1 juli 1863 werd de slavernij afgeschaft. Op dat moment werkten er 152 tot slaaf gemaakte mensen op de plantage, die toen werden vrijgelaten.
Tijd van contractarbeiders (1863–1958)
Na de afschaffing van de slavernij kwamen er contractarbeiders, vooral uit Brits-Indië (tegenwoordig India) en Java (Indonesië).
Rond 1889 werd er een bedrijf opgericht dat zich richtte op cacao en bananen. Maar door ziektes bij de planten ging de opbrengst achteruit. De plantage stapte daarom over op koffie en sinaasappelen.
Onder leiding van Theodor Linscheer werd Dordrecht een belangrijke koffieplantage. In 1935 was de plantage in bezit van de Surinaamse Cultuur Maatschappij. In 1958 nam de Nederlandsche Handel-Maatschappij het over. Die begon met het opnieuw opbouwen van de landbouw op de plantage.
Achteruitgang en nieuwe plannen (vanaf 1964)
Na 1964 werd de plantage eigendom van de NV Rubber Cultuur Maatschappij Amsterdam. In de jaren 60 en 70 gingen meerdere bedrijven failliet. Daardoor stopte de grootschalige landbouw op Dordrecht.
Een deel van de plantage werd verkocht aan kleine boeren. Andere stukken land bleven leeg liggen. Er werd nog wel kleinschalige landbouw gedaan met koffie, cacao, rubber en groenten. Veel oude gebouwen raakten in verval of verdwenen helemaal.
In tegenstelling tot sommige andere plantages in Commewijne, zoals Frederiksdorp of Peperpot, is er op Dordrecht weinig koloniaal erfgoed bewaard gebleven.
Tegenwoordig is het gebied grotendeels onbebouwd. Het maakt nu deel uit van het project ‘Dordt’, dat gericht is op het ontwikkelen van een nieuwe haven en logistiek centrum, met aandacht voor duurzaamheid en economische groei.
| snc.com | Door: Redactie