Het Hof van Justitie (HvJ) heeft besloten nog geen uitspraak te doen over de vraag of de vervolging van ex-minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad, al dan niet rechtmatig is. Die uitspraak zou vandaag plaatsvinden tijdens een openbare civiele zitting, maar is uitgesteld naar 21 november van dit jaar.
Hoefdraad, die voortvluchtig is, vecht in deze civiele rechtszaak zijn vervolging én zijn eerdere veroordeling aan in de geruchtmakende corruptiezaak rond de Centrale Bank van Suriname (CBvS). Volgens hem en zijn juridisch team is zijn veroordeling onrechtmatig, omdat deze zou zijn gebaseerd op een ongeldige ‘in staat van inbeschuldigingstelling’ door De Nationale Assemblée in de regeerperiode 2020–2025. Deze beslissing werd genomen onder leiding van toenmalig Assembleevoorzitter Marinus Bee (ABOP), onderdeel van de coalitie met de VHP.
Volgens Hoefdraad en zijn raadsman, Murwin Dubois, kon hij niet
vervolgd worden omdat het parlement hem tijdens de regeerperiode 2015–2020, onder leiding van Assembleevoorzitter Jennifer Simons (NDP), niet in staat van beschuldiging had gesteld. Een tweede in staat van inbeschuldigingstelling zou volgens hen in strijd zijn met het ordereglement van De Nationale Assemblée. In dat reglement staat dat een eenmaal genomen beslissing alleen kan worden herzien als er nieuwe of gewijzigde informatie beschikbaar is, die bij het eerste besluit niet bekend was.
Dubois verwijst naar het tweede verzoek van de toenmalige procureur-generaal Roy Baidjnath Panday aan het parlement. In dat verzoek stelde hij schriftelijk dat er géén nieuwe of gewijzigde informatie aanwezig was. Verder wijst Dubois op het feit dat Hoefdraad is verwijderd van de internationale opsporingslijst van Interpol. Volgens deze internationale politieorganisatie, die zich op één lijn lijkt te stellen met het standpunt van de raadsman en Hoefdraad, is de vervolging van de ex-minister politiek gemotiveerd. Nadat Interpol tevergeefs nadere informatie had gevraagd aan de justitie, besloot zij Hoefdraad van de lijst te schrappen en verbood zij Suriname om nog gebruik te maken van haar opsporingskanalen.
